Dutch » German

giet·vorm <gietvorm|en> [ɣitfɔrm] N m

rij·mer N m

rijmer → rijmelaar

See also rijmelaar

rij·me·laar <rijmelaar|s> [rɛiməlar] N m

ik-vorm [ɪkfɔrm] N m geen pl

dicht·vorm <dichtvorm|en> [dɪxtfɔrm] N m

grond·vorm <grondvorm|en> [ɣrɔntfɔrm] N m

druk·vorm <drukvorm|en> [drʏkfɔrəm] N m

1. drukvorm (in een raam opgesloten zetsel):

2. drukvorm (gegraveerd blok):

koek·vorm <koekvorm|en> [kukfɔrəm] N m

rij·men1 <rijmde, h. gerijmd> [rɛimə(n)] VB intr

1. rijmen (rijm hebben; verzen maken):

top·vorm [tɔpfɔrm] N m geen pl

stem·vork <stemvork|en> [stɛmvɔrk] N f

rij·der <rijder|s> [rɛidər] N m

1. rijder (iem die in een voertuig rijdt):

Fahrer m

2. rijder (ruiter):

Reiter m

3. rijder (schaatser):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski