Dutch » German

stem·plicht [stɛmplɪxt] N f geen pl

ster·ling [stʏːrlɪŋ]

ste·ri·li·sa·tie <sterilisatie|s> [steriliza(t)si] N f

ste·ri·li·se·ren <steriliseerde, h. gesteriliseerd> [sterilizerə(n)] VB trans

1. steriliseren (onvruchtbaar maken):

2. steriliseren (desinfecteren):

ster·fe·lijk·heid [stɛrfələkhɛit] N f geen pl

ste·ri·li·teit [sterilitɛit] N f geen pl

ach·ter·blij·ven <bleef achter, i. achtergebleven> [ɑxtərblɛivə(n)] VB intr

ach·ter·blij·ver <achterblijver|s> [ɑxtərblɛivər] N m

1. achterblijver (iem die blijft):

2. achterblijver (iem die achteraankomt):

4. achterblijver plantk.:

ster·re·tje <sterretje|s> [stɛrəcə] N nt

1. sterretje (vuurwerk):

2. sterretje (asterisk):

Stern m

3. sterretje gesch.:

Stern m

ster·fe·lijk [stɛrfələk] ADJ

ster·ren·wacht <sterrenwacht|en> [stɛrə(n)wɑxt] N f

ver·blijf <ver|blijven> [vərblɛif] N nt

1. verblijf (het verblijven):

2. verblijf (onderkomen):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski