Translations for „treinwagen“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ter·rein·wa·gen <terreinwagen|s> [tɛrɛinwaɣə(n)] N m

terreinwagen

Geländewagen m

terreinwagen

Geländefahrzeug nt

boe·ven·wa·gen <boevenwagen|s> [buvə(n)waɣə(n)] N m

boevenwagen

grüne Minna f

die·ven·wa·gen <dievenwagen|s> [divə(n)waɣə(n)] N m inf

dievenwagen

grüne Minna f inf

zie·ken·wa·gen <ziekenwagen|s> [zikə(n)waɣə(n)] N m

ziekenwagen

Krankenwagen m

ziekenwagen (bij ongevallen)

Unfallwagen m

ziekenwagen (van de GGD)

Notarztwagen m

trein·rail <treinrail|s> [trɛɪnrel] N f

treinrail

Eisenbahnschiene f

treinrail

Schiene f

trein·stel <treinstel|len> [trɛinstɛl] N nt

treinstel

Zug m

treinstel

Zuggarnitur f spec

trein·ramp <treinramp|en> [trɛinrɑmp] N f

treinramp

Zugkatastrophe f

woon·wa·gen <woonwagen|s> [wonwaɣə(n)] N m

woonwagen

Wohnwagen m

trei·te·ren <treiterde, h. getreiterd> [trɛitərə(n)] VB trans

treiteren

quälen

treiteren

triezen inf

treiteren

piesacken inf

treiteren (ondergeschikten)

schikanieren

trein·on·ge·luk <treinongeluk|ken> [trɛɪnɔŋɣəlʏk] N nt

treinongeluk

Zugunglück nt

per·so·nen·wa·gen N m

personenwagen → personenauto

See also personenauto

per·so·nen·au·to <personenauto|'s> [pɛrsonə(n)ɑuto, pɛrsonə(n)oto] N m

personenauto

Personenwagen m

personenauto

Pkw m

trein·reis <trein|reizen> [trɛinrɛis] N f

treinreis

Bahnreise f

treinreis

Bahnfahrt f

treinreis

Eisenbahnfahrt f

trein·ver·keer [trɛinvərker] N nt geen pl

treinverkeer

Bahnverkehr m

treinverkeer

Zugverkehr m