Translations for „veefokster“ in the Dutch » German Dictionary

vee·houd·ster N f

veehoudster feminine form of veehouder

See also veehouder

vee·hou·der <veehouder|s> [vehɑudər] N m

veehouder

Viehhalter m

ver·tolk·ster N f

vertolkster feminine form of vertolker

See also vertolker

ver·tol·ker <vertolker|s> [vərtɔlkər] N m (uitbeelden)

vertolker

Darsteller m

vertolker

Interpret m

de vertolkers van het populaire lied

die Interpreten des populären Schlagers

fok·ster N f

fokster feminine form of fokker

See also fokker

fok·ker <fokker|s> [fɔkər] N m

fokker

Züchter m

rook·ster <rookster|s> [rokstər] N f

rookster feminine form of roker

See also roker

ro·ker <roker|s> [rokər] N m

1. roker (iem die tabak rookt):

roker

Raucher m

2. roker (iem die vis, vlees rookt):

roker

Räucherer m

schrok·ster N f

schrokster feminine form of schrokker

See also schrokker

schrok·ker <schrokker|s> [sxrɔkər] N m

schrokker

Vielfraß m

schrokker

Nimmersatt m

fok·stier <fokstier|en> [fɔkstir] N m

fokstier

Zuchtbulle m

fokstier

Zuchtstier m

werk·ster <werkster|s> [wɛrkstər] N f

1. werkster (zij die werkt):

werkster

Arbeiterin f

een sociaal/maatschappelijk werkster

eine Sozialarbeiterin/Wohlfahrtspflegerin

2. werkster (schoonmaakster):

werkster

Putzfrau f

werkster

Rein(e)machefrau f

werkster

Raumpflegerin f

ik krijg vandaag de werkster

heute kommt meine Putzfrau

wreek·ster N f

wreekster feminine form of wreker

See also wreker

wre·ker <wreker|s> [vrekər] N m

wreker

Rächer m

be·werk·ster N f

bewerkster feminine form of bewerker

See also bewerker

be·wer·ker <bewerker|s> [bəwɛrkər] N m

bewerker

Bearbeiter m

be·zoek·ster N f

bezoekster feminine form of bezoeker

See also bezoeker

be·zoe·ker <bezoeker|s> [bəzukər] N m

bezoeker

Besucher m

veel·we·ter <veelweter|s> [velwetər] N m pej

veelweter

Vielwisser m