Translations for „waarmaken“ in the Dutch » German Dictionary

waar·ma·ken¹ <maakte waar, h. waargemaakt> [warmakə(n)] VB trans

1. waarmaken (bewijzen):

waarmaken

beweisen

2. waarmaken:

waarmaken (realiseren)

wahr machen

waarmaken (realiseren)

in die Tat umsetzen

waarmaken (realiseren)

verwirklichen

waarmaken (belofte; ook)

(ein)halten

waar·ma·ken² <maakte zich waar, h. zich waargemaakt> [warmakə(n)] VB wk ww

waarmaken zich waarmaken (laten zien wat men kan):

waarmaken

sich bewähren

waarmaken

bestehen

in die functie kan zij zich prima waarmaken

in dieser Funktion kann sie sich sehr gut bewähren

Usage examples with waarmaken

in die functie kan zij zich prima waarmaken

in dieser Funktion kann sie sich sehr gut bewähren