Translations for „ablieferin“ in the German » Dutch Dictionary

ˈab·lie·fern VB trans inf

abliefern (liefern)

(af)leveren

abliefern (abgeben)

overhandigen

abliefern (abgeben)

opleveren

ˈan·lie·fern VB trans

anliefern

leveren

anliefern

bezorgen

be·ˈlie·fern VB trans

beliefern

leveren aan

beliefern

voorzien

beliefern

bezorgen

beliefern

bevoorraden

ˈzu·lie·fern¹ VB intr

zuliefern

toeleverancier zijn

ge·ˈlie·fert [gəˈliːfɐ̯t] ADJ

geliefert sein inf

hangen

geliefert sein inf

verloren [o. erbij] zijn

ˈab·lich·ten VB trans inf (fotografieren)

ablichten

(foto)kopiëren

ˈArzt·hel·fe·rin N f

Arzthelferin

doktersassistente

Gly·ze·ˈrin <Glyzerins> [gly͜tseˈriːn] N nt kein pl

Glyzerin

glycerol

Glyzerin

glycerine

ˈAr·bei·te·rin <Arbeiterin, Arbeiterinnen> N f

1. Arbeiterin (Frau):

Arbeiterin

arbeidster

Arbeiterin

werkster

2. Arbeiterin BIOL:

Arbeiterin

werkster

ˈStrip·pe·rin <Stripperin, Stripperinnen> [ˈʃtrɪpərɪn] N f inf

Stripperin

stripteasedanseres

Lie·fe·ˈrant(in) <Lieferanten, Lieferanten> [lifəˈrant] N m(f)

Lieferant(in)

leverancier(vrouwelijke leverancier) m (f)

ˈlie·fer·bar ADJ

lieferbar

leverbaar

lieferbar

te leveren

ˈLie·fe·rung <Lieferung, Lieferungen> [ˈliːfərʊŋ] N f

1. Lieferung (gelieferte Ware):

Lieferung

leverantie

Lieferung

levering

2. Lieferung (das Liefern):

Lieferung

levering