Translations for „afzetsel“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈStraf·zet·tel N m inf

Strafzettel

bekeuring

ˈRät·sel <Rätsels, Rätsel> [ˈrɛː͜tsl̩] N nt

Rätsel

raadsel nt

ˈDie·sel <Diesel(s), Diesel> [ˈdiːzl̩] N m

1. Diesel (Motor):

Diesel

diesel(motor)

2. Diesel inf (Wagen mit Dieselmotor):

Diesel

diesel(auto)

3. Diesel (Öl):

Diesel

diesel(olie)

ˈFes·sel <Fessel, Fesseln> [ˈfɛsl̩] N f

1. Fessel (bei Huftieren):

Fessel

koot

ein Pferd mit weißen Fesseln

een paard met witte sokjes

2. Fessel (Kette) meist pl:

Fessel

boei ook fig.

Fessel

keten

etw als (lästige) Fessel empfinden

iets als een (hinderlijke) belemmering ervaren

jdm Fesseln anlegen

iem de boeien aandoen

in Fesseln halten fig

in toom houden

in Fesseln halten fig

beperken

3. Fessel ANAT (bei Menschen):

Fessel

enkel

ˈGei·sel <Geisel, Geiseln> [ˈg͜aizl̩] N f [o. m]

Geisel

gijzelaar

Geisel

gijzelaarster

Geisel

gegijzelde

jdn als [o. zur ] Geisel nehmen

iem gijzelen

jdn als [o. zur ] Geisel nehmen

iem in gijzeling nemen