Translations for „ehegestiftet“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈUn·heil·stif·ter N m

Unheilstifter

onheilsstichter

ˈUn·ru·he·stif·ter(in) N m(f) pej

Unruhestifter(in)

onruststoker(onrustookster) m (f)

ˈmiss·ge·stal·tet [ˈ-geʃtaltət] ADJ liter

missgestaltet

wanstaltig

missgestaltet

mismaakt

missgestaltet

misvormd

ˈFrie·dens·stif·ter N m

Friedensstifter

vredestichter

Friedensstifter

bemiddelaar

ˈEhe·gat·te N m liter

Ehegatte

echtgenoot

Ehegatte

eega

ˈan·stif·ten VB trans

1. anstiften (veranlassen):

anstiften

(aan)stichten

anstiften

veroorzaken

Unheil anstiften

onheil stichten [o. aanrichten]

2. anstiften (anzetteln):

anstiften

aanzetten

anstiften

aanstoken

ˈAn·stif·ter(in) N m(f)

Anstifter(in)

aanstichter(aanstichtster) m (f)

ˈBrand·stif·ter(in) N m(f)

Brandstifter(in)

brandstichter(brandstichtster) m (f)

ˈKoh·le·stift N m

1. Kohlestift:

Kohlestift

houtskoolstift

2. Kohlestift TECH (von einer Bogenlampe):

Kohlestift

koolstaaf

Kohlestift

koolspits