Translations for „ontromen“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈstro·mern [ˈʃtroːmɐn] VB intr

1. stromern inf:

stromern

(rond)zwerven

2. stromern inf:

stromern

maar wat rondhangen

stromern

(lopen) lummelen

ˈströ·men [ˈʃtrøːmən] VB intr (in Scharen eilen, in Mengen fließen)

strömen

stromen ook fig.

ent·ˈströ·men [-ˈʃtrøːmən] VB intr liter

entströmen

stromen uit

entströmen

ontstromen

kon·tro·ˈvers [kɔntroˈvɛrs] ADJ liter (gegensätzlich, umstritten)

kontrovers

tegengesteld

kontrovers

tegenstrijdig

Kon·ˈtrol·le <Kontrolle, Kontrollen> [kɔnˈtrolə] N f

1. Kontrolle (Kontrollstelle, passive Überwachung, Überprüfung):

Kontrolle

controle

einer laufenden Kontrolle unterliegen

voortdurend gecontroleerd worden

2. Kontrolle fig (Gewalt über jdn/etw haben):

außer Kontrolle geraten

uit de hand lopen

Kon·trol·ˈleur(in) <Kontrolleurs, Kontrolleure> [kɔntrɔˈløːɐ̯] N m(f)

Kontrolleur(in)

controleur(controleuse) m (f)

ˈaus·strö·men¹ VB intr

1. ausströmen:

ausströmen (herausfließen)

uitstromen

ausströmen (austreten lassen)

naar buiten stromen

ausströmen (entweichen)

ontsnappen

2. ausströmen:

ausströmen (ausstrahlen)

uitstralen

ausströmen (ausgehen)

uitgaan

von ihr strömt eine herzliche Wärme aus

er gaat een warme hartelijkheid van haar uit

ver·ˈströ·men VB trans liter

verströmen

verspreiden

verströmen

uitstralen

Phä·no·ˈmen <Phänomens, Phänomene> [fɛnoˈmeːn] N nt

Phänomen

fenomeen nt

Pro·ˈno·men <Pronomens, Pronomen[o. Pronomina] > [proˈnoːmən] N nt LING

Pronomen

pronomen nt

Pronomen

voornaamwoord nt