Translations for „sinstallatie“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

In·stal·la·ti·ˈon <Installation, Installationen> [ɪnstalaˈ͜tsi̯oːn] N f

1. Installation (installierte Leitungen oder Anlage):

Installation

installatie f

2. Installation CH (Amtseinsetzung):

Installation

installatie

die Installation des neuen Pfarrers

de bevestiging van de nieuwe dominee

Kon·stel·la·ti·ˈon <Konstellation, Konstellationen> [kɔnstɛlaˈ͜tsi̯oːn] N f

1. Konstellation liter:

Konstellation

constellatie

Konstellation

stand van zaken

2. Konstellation:

Konstellation ASTROL, ASTRON

constellatie

In·stal·la·ˈteur(in) <Installateurs, Installateure> [ɪnstalaˈtøːɐ̯] N m(f)

1. Installateur (Klempner):

Installateur(in)

loodgieter(loodgietster) m (f)

2. Installateur (Elektroinstallateur):

Installateur(in)

installateur m en f

in·stal·ˈlie·ren² [ɪnstaˈliːrən] VB refl

du hast dich hier hübsch installiert

je hebt je hier leuk geïnstalleerd [o. genesteld]