Translations for „Computertechnik“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

com·pu·ter·des·kun·di·ge <computerdeskundige|n> [kɔmpjutərdɛskʏndəɣə] N m

computerdeskundige

Computerfachmann m

computerdeskundige

Computerspezialist m

com·pu·ter·we·ten·schap <computerwetenschap|pen> [kɔmpjutərwetənsxɑp] N f

computerwetenschap

Informatik f

com·pu·ter·kraak <computer|kraken> [kɔmpjutərkrak] N m

computerkraak

Hacken nt

een computerkraak plegen

einen Computer hacken

com·pu·te·ri·se·ren <computeriseerde, h. gecomputeriseerd> [kɔmpjutərizerə(n)] VB trans

computeriseren

computerisieren

com·pu·ter·ge·stuurd [kɔmpjutərɣəstyrt] ADJ

computergestuurd

computergesteuert

com·pu·ter·uit·draai <computeruitdraai|en> [kɔmpjutərœydraj] N m

computeruitdraai

Ausdruck m

com·pu·ter·to·mo·gra·fie [kɔmpjutərtomoɣrafi] N f geen pl

computertomografie

Computertomografie f

com·pu·ter <computer|s> [kɔmpjutər] N m

computer

Computer m

een digitale/een analoge computer

ein Digital-/Analogrechner

de computer slaat informatie op

der Computer speichert Information

een computer (met gegevens) voeden

einen Computer (mit Daten) füttern inf

com·pu·ter·vi·rus <computervirus|sen> [kɔmpjutərvirʏs] N nt

computervirus

Computervirus m

com·pu·ter·kra·ker <computerkraker|s> [kɔmpjutərkrakər] N m

computerkraker

Hacker m

com·pos·te·ren <composteerde, h. gecomposteerd> [kɔmpɔsterə(n)] VB trans

composteren

kompostieren

com·ple·te·ren <completeerde, h. gecompleteerd> [kɔmpleterə(n)] VB trans

completeren

komplettieren

completeren

vervollständigen