Dutch » German

mee·tril·len <trilde mee, h. meegetrild> [metrɪlə(n)] VB intr

op·til·len <tilde op, h. opgetild> [ɔptɪlə(n)] VB trans

schil·len1 <schilde, h. geschild> [sxɪlə(n)] VB trans

be·dil·len <bedilde, h. bedild> [bədɪlə(n)] VB trans

1. bedillen (aanmerkingen maken op):

kritteln an +dat
nörgeln an +dat

2. bedillen (zich te veel bemoeien met):

gängeln inf

ver·til·len <vertilde zich, h. zich vertild> [vərtɪlə(n)] VB wk ww

vertillen zich vertillen:

af·tel·len <telde af, h. afgeteld> [ɑftɛlə(n)] VB trans

2. aftellen (een naderend tijdstip afwachten):

op·tel·len <telde op, h. opgeteld> [ɔptɛlə(n)] VB trans

2. optellen (achterelkaar opnoemen):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski