Dutch » German

aar·den1 [ardə(n)] ADJ

1. aarden (van aarde gemaakt):

aarden
Erd-
aarden
een aarden wal

2. aarden (uit klei gevormd):

aarden
Ton-
aarden
aarden potten

aar·den2 <aardde, h. geaard> [ardə(n)] VB intr

1. aarden (de aard hebben van):

aarden
aarden

2. aarden (gedijen):

aarden
aarden plantk.
zij kan hier niet aarden

aar·den3 <aardde, h. geaard> [ardə(n)] VB trans techn.

aarden

Usage examples with aarden

aarden potten
een aarden wal
zij kan hier niet aarden

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski