Dutch » German

Translations for „afleren“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

af·le·ren <leerde af, h. afgeleerd> [ɑflerə(n)] VB trans

1. afleren (zichzelf):

afleren
het roken afleren

2. afleren (een ander):

afleren
ik zal je afleren bloemen af te rukken

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski