Translations for „artium“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ar·tiest <artiest|en> [ɑrtist] N m

1. artiest:

artiest (uitvoerend kunstenaar)

Künstler m

artiest (toneelspeler)

Akteur m

2. artiest (circusartiest):

artiest

Artist m

ar·ti·kel <artikel|en, artikel|s> [ɑrtikəl] N nt

artikel

Artikel m

artikel 80 van de Grondwet

Artikel 80 des Grundgesetzes

huishoudelijke artikelen

Haushaltsartikel

de twaalf artikelen des geloofs

die zwölf Glaubensartikel

artikelen voor dagelijks gebruik

Bedarfsartikel m

cal·ci·um [kɑlsijʏm] N nt geen pl

calcium

Kalzium nt

na·tri·um [natrijʏm] N nt geen pl scheik.

natrium

Natrium nt

ura·ni·um [yranijʏm] N nt geen pl scheik.

uranium

Uran nt

opi·um [opijʏm] N nt of m geen pl

opium

Opium nt

bo·ri·um [borijʏm] N nt geen pl

borium

Bor nt

he·li·um [helijʏm] N nt geen pl

helium

Helium nt

jo·di·um [jodijʏm] N nt geen pl

jodium

Jod nt

ka·li·um [kalijʏm] N nt geen pl

kalium

Kalium nt

me·di·um¹ <media> [medijʏm] N nt

medium

Medium nt

po·di·um <podium|s, podia> [podijʏm] N nt

podium

Podium nt

ra·di·um [radijʏm] N nt geen pl

radium

Radium nt

ar·ti·sjok <artisjok|ken> [ɑrtiʃɔk] N f

artisjok

Artischocke f

arts <arts|en> [ɑrts] N m

arts

Arzt m

het bezoek aan de arts

der Besuch beim Arzt

een dienstdoend arts

ein Bereitschaftsarzt

de officieel erkende arts

der approbierte Arzt

van [o. door ] een arts

ärztlich

con·sor·ti·um <consortium|s, consor|tia> [kɔnsɔr(t)sijʏm] N nt

consortium

Konsortium nt

par·tij <partij|en> [pɑrtɛi] N f

1. partij (groep personen) ook pol.:

partij

Partei f

de communistische partij

die kommunistische Partei

de strijdende partijen

die streitenden Parteien

zich partij stellen jur.

Prozesspartei sein

voor iem partij trekken [o. kiezen ]

für jdn Partei ergreifen

partij zijn fig

Partei sein

2. partij (onbepaalde hoeveelheid; huwelijkspartner; onderdeel van iets):

partij

Partie f

een partij bloembollen

eine Partie Blumenzwiebeln

een goede partij

eine gute Partie

de lichte partijen in het schilderij

die hellen Partien des Gemäldes

3. partij muz.:

partij

Part m

partij

Stimme f

partij (alleen zang)

Partie f

4. partij:

partij (spel)

Partie f

partij (spel)

Spiel nt

partij (dobbelen enz.)

Runde f

zij heeft de partij gewonnen

sie hat die Partie gewonnen

5. partij (feest):

partij

Party f

een partijtje geven

eine Party geben

partij trekken van

Vorteile haben von

van de partij zijn

mit von der Partie sein

har·tig <hartige, hartiger, hartigst> [hɑrtəx] ADJ

1. hartig:

hartig (pittig)

herzhaft

hartig (gekruid)

würzig

ik heb trek in iets hartigs

ich habe Appetit auf etw Herzhaftes

met iem een hartig woordje spreken fig

mit jdm ein ernstes Wörtchen reden inf

2. hartig (zout):

hartig

salzig