Translations for „auferlegt“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

on·der·legd [ɔndərlɛxt] ADJ

onderlegd

beschlagen

onderlegd

bewandert

onderlegd zijn in iets

in etw dat bewandert sein

over·leg [ovərlɛx] N nt geen pl

1. overleg (het nadenken):

overleg

Überlegung f

overleg

Erwägung f form

met overleg spreken

überlegt sprechen

na enig overleg

nach einigem Überlegen

na rijp overleg

nach reiflicher Erwägung

zonder overleg

unüberlegt

2. overleg (beraadslaging):

overleg

Beratung f

overleg

Beratschlagung f

diplomatiek overleg

diplomatische Gespräche pl

in overleg met

nach Rücksprache mit

in overleg treden met iem (over iets)

sich mit jdm (über etw) beraten

overleg plegen over een kwestie

über eine Sache beraten [o. beratschlagen]

3. overleg:

overleg (verstandig beleid)

Verstand m

overleg (omzichtigheid vooral)

Umsicht f

al·ler·lei [ɑlərlɛi] ADJ

allerlei

allerlei

allerlei

vielerlei