Translations for „betaalster“ in the Dutch » German Dictionary

ver·taal·ster <vertaalster|s> [vərtalstər] N f

vertaalster feminine form of vertaler

See also vertaler

ver·ta·ler <vertaler|s> [vərtalər] N m

vertaler

Übersetzer m

voet·bal·ster N f

voetbalster feminine form of voetballer

See also voetballer

voet·bal·ler <voetballer|s> [vudbɑlər] N m

voetballer

Fußballer m

voetballer

Fußballspieler m

be·taal·baar <betaalbare, betaalbaarder, betaalbaarst> [bətalbar] ADJ

1. betaalbaar (te betalen):

betaalbaar

erschwinglich

betaalbaar

bezahlbar

2. betaalbaar econ.:

betaalbaar

zahlbar

be·tas·ten <betastte, h. betast> [bətɑstə(n)] VB trans

1. betasten (bevoelen):

betasten

betasten

betasten

berühren

betasten

befühlen

2. betasten med.:

betasten

betasten

uit·val·ster N f

uitvalster feminine form of uitvaller

See also uitvaller

uit·val·ler <uitvaller|s> [œytfɑlər] N m

uitvaller

Ausgeschiedene(r) m

er waren maar weinig uitvallers

es sind nur wenige ausgeschieden

be·dil·ster N f

bedilster feminine form of bedilal

See also bedilal

be·dil·al <bedilal|len> [bədɪlɑl] N m

1. bedilal (vitter):

bedilal

Kritt(e)ler m

bedilal

Nörgler m

bedilal

Beckmesser m inf

Phrases:

hij is een bedilal (bemoeial)

er mischt sich in alles ein

be·taal·kaart <betaalkaart|en> [bətalkart] N f

betaalkaart

Postbarscheck m

over·val·ster N f

overvalster feminine form of overvaller

See also overvaller

over·val·ler <overvaller|s> [ovərvɑlər] N m

overvaller

Räuber m

overvaller (bankoverval)

Bankräuber m

bet·weet·ster N f

betweetster feminine form of betweter

See also betweter

bet·we·ter <betweter|s> [bɛtwetər] N m

betweter

Besserwisser m

be·taal·pas <betaalpas|sen> [bətalpɑs] N m

betaalpas

Scheckkarte f

be·taal·paal <betaal|palen> [bətalpal] N m

betaalpaal

elektronische Zahlstelle f an gebührenpflichtigen Autostraßen

in·val·ster <invalster|s> [ɪnvɑlstər] N f

invalster feminine form of invaller

See also invaller

in·val·ler <invaller|s> [ɪnvɑlər] N m

1. invaller SPORTS:

invaller (plaatsvervanger)

Ersatz m

invaller (plaatsvervanger)

Ersatzmann m

invaller (in ambt)

Vertreter m

ik doe dat als invaller

ich mache das vertretungsweise

2. invaller (iem die een inval doet):

invaller

Angreifer m

aan·val·ster N f

aanvalster feminine form of aanvaller

See also aanvaller

aan·val·ler <aanvaller|s> [anvɑlər] N m

1. aanvaller (aanvallende persoon):

aanvaller

Angreifer m

2. aanvaller SPORTS:

aanvaller

Stürmer m

teel·ster <teelster|s> [telstər] N f

teelster feminine form of teler

See also teler

te·ler <teler|s> [telər] N m

teler

Züchter m

heel·ster N f

heelster feminine form of heler

See also heler

he·ler <heler|s> [helər] N m

heler

Hehler m