Translations for „duivel“ in the Dutch » German Dictionary

dui·vel <duivel|en, duivel|s> [dœyvəl] N m

1. duivel (Satan) geen pl:

duivel

Teufel m

zijn ziel aan de duivel verkopen fig

sich dem Teufel verschreiben

de baarlijke duivel

der Leibhaftige fig

de duivel hale je! fig

hol dich der Teufel!

loop naar de duivel! fig

scher dich zum Teufel!

naar [o. voor ] de duivel zijn fig

zum Teufel sein

naar [o. voor ] de duivel zijn fig

hinüber sein

't is of de duivel ermee speelt

da hat der Teufel seine Hand im Spiel

de duivel uitdrijven

den Teufel austreiben

dat mag de duivel weten fig

das weiß der Teufel

hij is des duivels fig

er ist fuchsteufelswild

de duivel schijt altijd op de grootste hoop prov

der Teufel scheißt immer auf den größten Haufen

als je van de duivel spreekt, trap je hem op zijn staart prov

wenn man vom Teufel spricht, ist er nicht weit

2. duivel (duivelachtig wezen):

duivel

Teufel m

kom hier, voor de duivel!

komm her, zum Teufel (noch mal)!

Usage examples with duivel

de duivel hale je! fig

hol dich der Teufel!

loop naar de duivel! fig

scher dich zum Teufel!

de duivel uitdrijven

den Teufel austreiben

de baarlijke duivel

der Leibhaftige fig

kom hier, voor de duivel!

komm her, zum Teufel (noch mal)!

dat mag de duivel weten fig

das weiß der Teufel

de duivel in eigen persoon

der leibhaftige Teufel

naar [o. voor ] de duivel zijn fig

zum Teufel sein

zijn ziel aan de duivel verkopen fig

sich dem Teufel verschreiben

de duivel is in hem gevaren

der Teufel ist in ihn gefahren

't is of de duivel ermee speelt

da hat der Teufel seine Hand im Spiel

de duivel schijt altijd op de grootste hoop prov

der Teufel scheißt immer auf den größten Haufen

twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen

Mischehen gehen meistens in die Brüche

als je van de duivel spreekt, trap je hem op zijn staart prov

wenn man vom Teufel spricht, ist er nicht weit