Dutch » German

be·har·ti·gen <behartigde, h. behartigd> [bəhɑrtəɣə(n)] VB trans

mon·ster·ach·tig [mɔnstərɑxtəx] ADJ

1. monsterachtig (afzichtelijk):

3. monsterachtig (zeer groot):

nut·ti·gen <nuttigde, h. genuttigd> [nʏtəɣə(n)] VB trans

wet·ti·gen <wettigde, h. gewettigd> [wɛtəɣə(n)] VB trans

ves·ti·gen <vestigde, h. gevestigd> [vɛstəɣə(n)] VB trans

aan·ma·ti·gen <matigde zich aan, h. zich aangematigd> [amatəɣə(n)] VB wk ww

aanmatigen zich aanmatigen:

be·ves·ti·gen <bevestigde, h. bevestigd> [bəvɛstəɣə(n)] VB trans

4. bevestigen rel. (als lid inzegenen):

be·krach·ti·gen <bekrachtigde, h. bekrachtigd> [bəkrɑxtəɣə(n)] VB trans

1. bekrachtigen (officieel erkennen):

2. bekrachtigen (bevestigen):

ver·nie·ti·gen <vernietigde, h. vernietigd> [vərnitəɣə(n)] VB trans

1. vernietigen (verwoesten):

co·ver·ar·ti·kel <coverartikel|en, coverartikel|s> [kɔvərɑrtikəl] N nt

een·en·twin·ti·gen <eenentwintigde, h. geëenentwintigd> [enəntwɪntəɣə(n)] VB intr


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski