Translations for „helft“ in the Dutch » German Dictionary

helft <helft|en> [hɛlft] N f

1. helft (elk van beide gelijke delen):

helft

Hälfte f

helft SPORTS

Halbzeit f

mijn betere helft fig

meine bessere Hälfte inf hum

de helft van het jaar

die Jahreshälfte

voor de helft van de prijs

zum halben Preis

het glas is slechts voor de helft gevuld

das Glas ist nur bis zur Hälfte gefüllt

2. helft (een (groot) deel):

helft

Teil m

hij kiest altijd de grootste helft

er wählt immer den größeren Teil

Usage examples with helft

tot de helft reduceren

auf die Hälfte reduzieren

mijn betere helft fig

meine bessere Hälfte inf hum

de bovenste helft

die obere Hälfte

de grootste helft

die größere Hälfte

de helft van het jaar

die Jahreshälfte

iets tot de helft terugbrengen

etw auf die Hälfte reduzieren

voor de helft van de prijs

zum halben Preis

hij kiest altijd de grootste helft

er wählt immer den größeren Teil

de helft van een schuld afdoen

die Hälfte einer Schuld abtragen

het glas is slechts voor de helft gevuld

das Glas ist nur bis zur Hälfte gefüllt

ter introductie voor de helft van de prijs

zur Einführung zum halben Preis