Translations for „lompenkoopster“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

in·koop·ster N f

inkoopster feminine form of inkoper

See also inkoper

in·ko·per <inkoper|s> [ɪŋkopər] N m

inkoper

Einkäufer m

ver·koop·ster <verkoopster|s> [vərkopstər] N f

verkoopster feminine form of verkoper

See also verkoper

ver·ko·per <verkoper|s> [vərkopər] N m

verkoper

Verkäufer m

kop·loop·ster N f

koploopster feminine form of koploper

See also koploper

kop·lo·per <koploper|s> [kɔplopər] N m

1. koploper SPORTS:

koploper

Spitzenreiter m

2. koploper (iem in leidende positie):

koploper

Topfunktionär m

koploper

Spitzenfunktionär m

de koploper in de auto-industrie

der Marktführer [o. Branchenführer] in der Automobilindustrie

mee·loop·ster N f

meeloopster feminine form of meeloper

See also meeloper

mee·lo·per <meeloper|s> [melopər] N m

meeloper

Mitläufer m

koop·ster <koopster|s> [kopstər] N f

koopster feminine form of koper²

See also koper , koper

ko·per² <koper|s> [kopər] N m

koper

Käufer m

kosten (voor rekening van de) koper

Kosten zulasten des Käufers

ko·per¹ [kopər] N nt geen pl

1. koper scheik.:

koper

Kupfer nt

in koper snijden

in Kupfer stechen

2. koper (geelkoper):

koper

Messing nt

3. koper (blaasinstrumenten):

koper

Blech nt

loop·ster [lopstər]

loopster feminine form of loper¹

See also loper , loper

lo·per² <loper|s> [lopər] N m

1. loper (tapijt):

loper

Läufer m

de (rode) loper voor iem uitleggen fig

einen roten Teppich für jdn ausrollen

2. loper (schaakstuk):

loper

Läufer m

3. loper:

loper (sleutel)

Hauptschlüssel m

loper (eenvoudige haak)

Dietrich m

4. loper (paard):

loper

Renner m

loper

Traber m

5. loper (schaats):

loper

Schnelllaufschlittschuh m

lo·per¹ <loper|s> [lopər] N m (persoon)

loper

Läufer m

weg·loop·ster N f

wegloopster feminine form of wegloper

See also wegloper

weg·lo·per <wegloper|s> [wɛxlopər] N m

wegloper

Ausreißer m inf

wegloper gesch.

Fahnenflüchtige(r) m

klap·loop·ster N f

klaploopster feminine form of klaploper

See also klaploper

klap·lo·per <klaploper|s> [klɑplopər] N m

klaploper

Schmarotzer m

klaploper inf

Nassauer m

om·roep·ster <omroepster|s> [ɔmrupstər] N f

omroepster feminine form of omroeper

See also omroeper

om·roe·per <omroeper|s> [ɔmrupər] N m

1. omroeper (aankondiger):

omroeper

Ansager m

omroeper

Sprecher m

2. omroeper gesch.:

omroeper

Ausrufer m