Translations for „pad“ in the Dutch » German Dictionary

pad¹ <pad|en> [pɑt] N nt

pad (smalle weg)

Pfad m

pad (door de bergen, ook)

Steig m

het pad effenen voor iem fig

jdm den Weg ebnen

iem op het goede pad brengen fig

jdn auf den rechten Weg (zurück)bringen

platgetreden paden bewandelen fig

auf ausgetretenen Pfaden wandeln

op het verkeerde [o. slechte ] pad terechtkomen fig

auf die schiefe Bahn geraten

op pad gaan (vertrekken)

sich auf den Weg machen

op pad gaan (een tocht ondernemen)

eine Tour machen

zij is altijd op pad

sie ist immer unterwegs [o. immer auf Achse]

pad² <pad|den> [pɑt] N f biol.

pad

Kröte f

Usage examples with pad

een zacht glooiend pad

ein leicht abfallender Pfad

op pad gaan (vertrekken)

sich auf den Weg machen

het pad effenen voor iem fig

jdm den Weg ebnen

zij is altijd op pad

sie ist immer unterwegs [o. immer auf Achse]

van het rechte pad afdwalen

vom Pfad der Tugend abweichen

het pad gaat steil omhoog

der Weg fällt steil an

het pad voert naar het dorp

der Pfad führt ins Dorf

iem op het goede pad brengen fig

jdn auf den rechten Weg (zurück)bringen

op het verkeerde [o. slechte ] pad terechtkomen fig

auf die schiefe Bahn geraten

dat pad voert u van de stad af

dieser Weg führt Sie von der Stadt weg

langs een steil pad van een berg afdalen

über einen steilen Pfad den Berg hinuntersteigen