Translations for „platzierter“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

plat·ij·zer [plɑtɛɪzər] N nt geen pl

platijzer

Flacheisen nt

plat·schie·ten <schoot plat, h. platgeschoten> [plɑtsxitə(n)] VB trans

platschieten

zusammenschießen

platschieten

zerschießen

plat·voet <platvoet|en> [plɑtfut] N m

platvoet

Plattfuß m

plat·lig·gen <lag plat, h. platgelegen> [plɑtlɪɣə(n)] VB intr

1. platliggen (omverliggen):

platliggen

(flach) liegen

ze lag plat op de grond

sie lag flach auf der Erde

2. platliggen (ziek te bed liggen):

platliggen

flachliegen

3. platliggen:

platliggen (stilliggen door een staking)

bestreikt werden

platliggen (economische crisis)

stillliegen

plat·tre·den <trad plat, h. platgetreden> [plɑtredə(n)] VB trans

plattreden (vast treden)

austreten

plattreden (stuk treden)

niedertreten

plattreden (stuk treden)

zertreten

platgetreden paden fig

ausgetretene Pfade pl

plat·leg·gen <legde plat, h. platgelegd> [plɑtlɛɣə(n)] VB trans

1. platleggen (vlak neerleggen):

platleggen

flach legen

een mast platleggen

einen Mast umlegen

2. platleggen (stilleggen door te staken):

platleggen

lahmlegen

een bedrijf platleggen

einen Betrieb bestreiken

de boel platleggen

alles lahmlegen

plat·spui·ten <spoot plat, h. platgespoten> [plɑtspœytə(n)] VB trans pej

platspuiten

ruhigstellen