Translations for „stuk“ in the Dutch » German Dictionary

stuk¹ <stuk|ken> [stʏk] N nt

1. stuk:

stuk

Teil m

stuk (deel)

Stück nt

iets aan stukken slaan

etw zerschlagen

een man uit één stuk fig

ein ganzer Mann

aan één stuk doorpraten fig

ununterbrochen [o. pausenlos] reden

een pond biefstuk aan één stuk

ein Pfund Beefsteak am Stück

iets in stukken delen

etw in Stücke zerteilen

iets in stukken scheuren

etw zerreißen

werken dat de stukken er af vliegen fig

arbeiten, dass die Fetzen fliegen

stukje bij beetje

ganz allmählich

stukje bij beetje

nach und nach

2. stuk (grote hoeveelheid):

stuk

Stück nt

stuk

Menge f

een stuk beter

erheblich besser

een heel stuk voor …

ein gutes Stück vor …

zij is een stuk afgeslankt

sie hat ganz schön abgenommen

iets/iem met stukken slaan

etw/jdn weit übertreffen

op geen stukken na

gar [o. überhaupt] nicht

op geen stukken na

bei Weitem nicht

3. stuk (één uit een verzameling):

stuk

Stück nt

een stuk of tien appels

etwa zehn Äpfel

een stuk of wat schroeven

ein paar Schrauben

per stuk

stückweise

per stuk

einzeln

sigaren van twee euro per stuk

Zigarren zu zwei Euro das [o. pro] Stück

twintig stuks vee

zwanzig Stück Vieh

het zijn stuk voor stuk deugnieten

sie sind einer wie der andere Taugenichtse

stuk voor stuk werden de onderdelen vervangen

Stück für Stück [o. nach und nach] wurden die Teile ersetzt

een groot stuk zeep

ein großes Stück Seife

4. stuk (poststuk):

stuk

Stück nt

stuk

Poststück nt

het aangetekend stuk

das Einschreiben

5. stuk:

een lekker stuk (aantrekkelijke vrouw)

ein tolles Weib

een lekker stuk (aantrekkelijke man)

ein heißer Typ

6. stuk:

stuk (geschrift)

Text m

stuk (artikel)

Beitrag m

7. stuk:

stuk (document)

Schriftstück nt

stuk (bescheiden, bewijsstukken)

Unterlagen pl

een authentiek stuk

ein Original

een authentiek stuk

ein authentisches Schriftstück

de stukken doornemen

die Akten durchgehen

ingekomen stukken

Eingänge pl

de stukken inzenden/inleveren

die Unterlagen zuschicken/abgeben

8. stuk ART:

stuk

Stück nt

een tot nog toe onbekend stuk van Vermeer

ein bisher unbekannter Vermeer

9. stuk theat.:

stuk

Stück nt

stuk

Schauspiel nt

stuk

Theaterstück nt

10. stuk muz.:

stuk

Stück nt

stuk

Musikstück nt

11. stuk (ingevoegd, opgelegd deel):

stuk

Flicken m

een stuk in een broek zetten

einen Flicken auf eine Hose nähen

12. stuk pej:

stuk

Stück nt

een stuk verdriet [o. ellende ]

ein widerliches [o. elendes] Stück

13. stuk (gestalte):

stuk

Positur f

stuk

Wuchs m

groot van stuk

hoch gewachsen

14. stuk (schaakspel):

stuk

Figur f

een stuk in de kraag hebben

einen sitzen haben

een stout stuk(je) (daad)

ein gewagtes Unternehmen

van zijn stuk raken

aus der Fassung geraten

op zijn stuk (blijven) staan (niet toegeven)

festbleiben

op zijn stuk (blijven) staan inf (blijven aandringen)

nicht lockerlassen

op zijn stuk (blijven) staan (zijn recht opeisen)

auf seinem Recht bestehen

stuk² [stʏk] ADJ

1. stuk (aan stukken):

stuk

in Stücke

2. stuk (defect):

stuk

kaputt

stuk

entzwei

de klok is stuk

die Uhr ist kaputt [o. defekt]

3. stuk (onder de indruk, ingenomen met):

stuk

hin

stuk

hin und weg

stuk

beeindruckt

stuk

begeistert

helemaal stuk van iets zijn

hin und weg von etw sein

ik ben daar niet zo stuk van

ich bin davon nicht gerade begeistert

T-stuk <T-stuk|ken> [testʏk] N nt

T-stuk

T-Stück nt

Usage examples with stuk

per stuk

stückweise

het zijn stuk voor stuk deugnieten

sie sind einer wie der andere Taugenichtse

stuk voor stuk werden de onderdelen vervangen

Stück für Stück [o. nach und nach] wurden die Teile ersetzt

een heel stuk voor …

ein gutes Stück vor …

aan één stuk doorpraten fig

ununterbrochen [o. pausenlos] reden

een groot stuk zeep

ein großes Stück Seife

van zijn stuk raken

aus der Fassung geraten

een stuk land hooien

auf einem Stück Land Heu machen

lik op stuk krijgen

eine scharfe Antwort bekommen

een goed stuk werk

ein gutes Stück Arbeit

een stuk lint afrollen

ein Stück Band abwickeln

een gevoelloos stuk hout

ein totes Stück Holz

een stuk of twintig

um die zwanzig

een stuk in cijfer

ein chiffriertes Dokument

uit één stuk gegoten

aus einem Guss

een stuk land afbakenen

ein Stück Land abstecken

een raar stuk vreten

ein komischer Kauz

een knap stuk werk

eine Hochleistung