Translations for „stolze“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

stol·len <stolde, i. gestold> [stɔlə(n)] VB intr

stollen

erstarren

stollen

gerinnen

stollen (door vorst)

gefrieren

het bloed stolde in mijn aders van schrik fig

das Blut gefror mir in den Adern vor Angst

stol·sel <stolsel|s> [stɔlsəl] N nt

stolsel

Gerinnsel nt

sto·la <stola|'s> [stola] N f

stola

Stola f

stolp <stolp|en> [stɔlp] N f

1. stolp (glazen kap):

stolp

Glasglocke f

stolp

Glocke f

2. stolp (glazen stop):

stolp

Stöpsel m

stolp

Glasstöpsel m

3. stolp (boerderij):

stolp

traditionelles niederländisches Bauernhaus mit pyramidenartigem Dach

stok·je <stokje|s> [stɔkjə] N nt

stokje (kleine stok)

Stöckchen nt

stokje kookk.

Stäbchen nt

ergens een stokje voor steken fig

einer Sache dat einen Riegel vorschieben

een stokje steken voor een plan

einen Plan verhindern

van zijn stokje gaan inf fig

schlappmachen

van zijn stokje gaan inf fig

umkippen