Dutch » German

to·nen1 <toonde zich, h. zich getoond> [tonə(n)] VB wk ww

to·ner <toner|s> [tonər] N m

los·tor·nen <tornde los, h. losgetornd> [lɔstɔrnə(n)] VB trans

to·neel·groep <toneelgroep|en> [tonelɣrup] N f

to·neel·spe·len <speelde toneel, h. toneelgespeeld> [tonelspelə(n)] VB intr

2. toneelspelen (zich aanstellen):

om·tur·nen <turnde om, h. omgeturnd> [ɔmtʏrnə(n)] VB trans

op·tor·nen <tornde op, i. opgetornd> [ɔptɔrnə(n)] VB intr

1. optornen (tegen; met moeite ergens tegenin gaan):

2. optornen (schepen):

aan·to·nen <toonde aan, h. aangetoond> [antonə(n)] VB trans

3. aantonen (tot uitdrukking brengen):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski