Dutch » German

te·rug·trek·ken1 <trok zich terug, h. zich teruggetrokken> [tərʏxtrɛkə(n)] VB wk ww zich terugtrekken

1. terugtrekken (naar een rustige plaats gaan):

terugtrekken
zich terugtrekken op het platteland

te·rug·trek·ken2 <trok terug, h. teruggetrokken> [tərʏxtrɛkə(n)] VB trans

1. terugtrekken (achteruit verplaatsen):

terugtrekken
terugtrekken
troepen terugtrekken

2. terugtrekken (weer naar de plaats van herkomst trekken):

terugtrekken

3. terugtrekken (intrekken):

terugtrekken
terugtrekken
terugtrekken

te·rug·trek·ken3 <trok terug, i. teruggetrokken> [tərʏxtrɛkə(n)] VB intr

1. terugtrekken (achterwaarts gaan):

terugtrekken

2. terugtrekken (terugkrabbelen, inbinden):

terugtrekken
terugtrekken

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski