Dutch » German

Translations for „treiterend“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

trei·te·ren: verb
trei·te·raar: noun
wei·ge·rend: adjective and adverb
schit·te·rend: adjective and adverb
ver·bijs·te·rend: adjective and adverb
trein·reis: noun
ty·pe·rend: adjective and adverb
den·de·rend: adjective and adverb
ener·ve·rend: adjective and adverb
trein·ver·keer: noun
trei·te·raar·ster: noun
trein·rail: noun
trein·ramp: noun
trein·stel: noun
na·de·rend: adjective and adverb
on·roe·rend: adjective and adverb
uit·voe·rend: adjective and adverb
waar·de·rend: adjective and adverb
im·po·ne·rend: adjective and adverb
ge·trei·ter: noun

You are viewing results spelled similarly: treiteren , weigerend , treiteraar , schitterend , verbijsterend , enerverend , denderend , typerend , treinreis , treinverkeer , getreiter , imponerend , waarderend , uitvoerend , onroerend , naderend , treinstel , treinramp , treinrail and treiteraarster

trei·te·ren <treiterde, h. getreiterd> [trɛitərə(n)] VB trans

triezen inf

piesacken inf

treiteren (ondergeschikten)

trei·te·raar <treiteraar|s> [trɛitərar] N m

wei·ge·rend [wɛɪɣərənt] ADJ

schit·te·rend <schitterende, schitterender, schitterendst> [sxɪtərənt] ADJ

1. schitterend:

schitterend (stralend)

schitterend (ogen, sterren, zon, kleuren)

schitterend (ogen, sterren, zon, kleuren)

schitterend (glas, edelstenen)

schitterend (sneeuw, water, edelstenen)

een schitterend licht

ein strahlendes Licht

de schitterende sneeuw

der glitzernde Schnee

een schitterende ster

ein funkelnder Stern

2. schitterend (prachtig):

schitterend

schitterend

schitterend

schitterend

brillant form

schitterend

famos inf

een schitterend idee

ein glänzender Einfall

een schitterende loopbaan

eine glänzende Laufbahn

schitterende overwinningen

glanzvolle Siege pl

een schitterende prestatie

eine Glanzleistung

een schitterende toekomst

eine blendende Zukunft

de vakantie was schitterend

der Urlaub war herrlich

schitterend van kleur

farbenprächtig

ver·bijs·te·rend <verbijsterende, verbijsterender, verbijsterendst> [vərbɛistərənt] ADJ

verbijsterend

verbijsterend

trein·reis <trein|reizen> [trɛinrɛis] N f

Eisenbahnfahrt f

ty·pe·rend [tiperənt] ADJ

charakteristisch

typisch inf

den·de·rend [dɛndərənt] ADJ

1. denderend (donderend):

2. denderend (geweldig):

ener·ve·rend <enerverende, enerverender, enerverendst> [enɛrverənt] ADJ

trein·ver·keer [trɛinvərker] N nt geen pl

treinverkeer

treinverkeer

trei·te·raar·ster N f

treiteraarster feminine form of treiteraar

See also treiteraar

trei·te·raar <treiteraar|s> [trɛitərar] N m

trein·rail <treinrail|s> [trɛɪnrel] N f

Eisenbahnschiene f

Schiene f

trein·ramp <treinramp|en> [trɛinrɑmp] N f

Zugkatastrophe f

trein·stel <treinstel|len> [trɛinstɛl] N nt

Zug m

Zuggarnitur f spec

na·de·rend [nadərənt] ADJ

een naderend onweer

ein heraufziehendes Gewitter

het naderend verkeer

der Gegenverkehr

on·roe·rend [ɔnrurənt] ADJ

de makelaar in onroerend goed

der Immobilienhändler

onroerende goederen

uit·voe·rend [œytfurənt] ADJ

de uitvoerenden (bij voorstelling)

die Ausführenden pl

de uitvoerenden (bij voorstelling)

die Mitwirkenden pl

de uitvoerende macht (concreet)

waar·de·rend [warderənt] ADJ

im·po·ne·rend [ɪmponerənt] ADJ

ge·trei·ter [ɣətrɛɪtər] N nt geen pl

Piesackerei f inf

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski