Dutch » German

ver·trou·wen1 [vərtrɑuwə(n)] N nt geen pl

ver·trou·wen2 <vertrouwde, h. vertrouwd> [vərtrɑuwə(n)] VB trans

1. vertrouwen (betrouwbaar achten):

vertrouwen
vertrauen +dat
vertrouwen
trauen +dat
hij is niet te vertrouwen
iem voor geen cent vertrouwen

2. vertrouwen (rekenen op):

vertrouwen
vertrauen auf +acc
vertrouwen

ver·trou·wen3 <vertrouwde, h. vertrouwd> [vərtrɑuwə(n)] VB intr


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski