Dutch » German

door·ge·sto·ken [dorɣəstokə(n)] ADJ

voor·ge·schie·de·nis [vorɣəsxidənɪs] N f geen pl

voor·ge·slacht <voorgeslacht|en> [vorɣəslɑxt] N nt

vo·ren [vorə(n)] ADV

2. voren (eerder):

vorn(e)
von vorn(e)

vor·men <vormde, h. gevormd> [vɔrmə(n)] VB trans

5. vormen (opvoeden, ontwikkelen):

6. vormen (het vormsel toedienen):

vorm·sel <vormsel|s> [vɔrmsəl] N nt

or·gel·man <orgelman|nen> [ɔrɣəlmɑn] N m


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski