Translations for „wisselen“ in the Dutch » German Dictionary

wis·se·len¹ <wisselde, h. gewisseld> [wɪsələ(n)] VB trans

1. wisselen (onderling (doen) veranderen):

wisselen

wechseln

wisselen

tauschen

de plaatsen wisselen

die Plätze tauschen

(van) tanden wisselen

die Zähne wechseln

van plaats wisselen

den Platz wechseln

2. wisselen econ.:

wisselen

wechseln

wisselen

umtauschen

een euro wisselen

einen Euro wechseln

honderd euro wisselen in Zwitserse franken

hundert Euro gegen [o. in] Schweizer Franken umtauschen

de prijzen wisselen nogal

die Preise variieren ziemlich

wis·se·len² <wisselde, h. gewisseld> [wɪsələ(n)] VB intr

1. wisselen (afwisselen):

wisselen

wechseln

wisselen

schwanken

het accent wisselt

die Betonung schwankt

dat wisselt

das ist (sehr) verschieden

2. wisselen (treinen):

wisselen

(die Gleise) wechseln

3. wisselen jacht (wissels volgen):

wisselen

wechseln

wis·se·len³ <wisselde, h. gewisseld> [wɪsələ(n)] VB trans (uitwisselen)

wisselen

(aus)tauschen

wisselen

(aus)wechseln

een blik wisselen met

einen Blick tauschen mit

van gedachten wisselen

Gedanken austauschen

stui·ver·tje-wis·se·len [stœyvərcəwɪsələ(n)] VB alleen inf.

stuivertje-wisselen

≈ Rollentausch m

stuivertje-wisselen hum

Bäumchen, wechsle dich inf

Usage examples with wisselen

shirtjes wisselen

die Trikots austauschen

de prijzen wisselen nogal

die Preise variieren ziemlich

een blik wisselen met

einen Blick tauschen mit

de plaatsen wisselen

die Plätze tauschen

(van) tanden wisselen

die Zähne wechseln

van plaats wisselen

den Platz wechseln

een euro wisselen

einen Euro wechseln

van gedachten wisselen

Gedanken austauschen

honderd euro wisselen in Zwitserse franken

hundert Euro gegen [o. in] Schweizer Franken umtauschen