Translations for „aanplant“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

am·bu·ˈlant [ambuˈlant] ADJ

1. ambulant:

ambulant

ambulant

ambulant

rondreizend

ambulant

rondtrekkend

ambulanter Handel

straathandel

Phrases:

ambulante Behandlung MED

ambulante behandeling

ga·ˈlant [gaˈlant] ADJ

1. galant:

galant

galant

galant

hoffelijk

2. galant:

galant

amoureus

ˈSpan·plat·te N f

Spanplatte

spaan(der)plaat

Trans·plan·ˈtat <Transplantat(e)s, Transplantate> [transplanˈtaːt] N nt MED

Transplantat

transplantaat nt

Gra·tu·ˈlant(in) <Gratulanten, Gratulanten> [gratuˈlant] N m(f)

Gratulant(in)

gelukwenser(gelukwensster) m (f)

Gratulant(in)

iem die komt feliciteren

ˈein·pla·nen VB trans

einplanen

inplannen

einplanen

in het plan [o. de planning] opnemen

bril·ˈlant [brɪlˈjant] ADJ

brillant

briljant

brillant

schitterend

brillant

uitstekend

Bril·ˈlant <Brillanten, Brillanten> [brɪlˈjant] N m

Brillant

briljant

Si·mu·ˈlant(in) <Simulanten, Simulanten> [zimuˈlant] N m(f)

Simulant(in)

simulant(simulante) m (f)

Fla·gel·ˈlant <Flagellanten, Flagellanten> [flagɛˈlant] N m

Flagellant

geselbroeder

Flagellant

flagellant

ku·ˈlant [kuˈlant] ADJ

kulant

coulant

kulant

inschikkelijk

kulant

tegemoetkomend

kulant

toeschietelijk

kulante Preise

schappelijke prijzen

Asy·ˈlant(in) <Asylanten, Asylanten> [azyˈlant] N m(f)

Asylant(in)

asielzoeker(asielzoekster) m (f)

Asylant(in)

asielaanvrager(asielaanvraagster) m (f)