Translations for „vastmeren“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

gas·ˈtie·ren [gasˈtiːrən] VB intr

1. gastieren THEAT:

gastieren

een gastrol spelen

2. gastieren SPORTS:

gastieren

te gast zijn

gastieren

uitspelen

kas·ˈtrie·ren [kasˈtriːrən] VB trans

kastrieren

castreren

am·ˈtie·ren [amˈtiːrən] VB intr

1. amtieren (ein Amt innehaben):

amtieren

een ambt uitoefenen [o. bekleden] [o. vervullen]

amtieren

in functie zijn

als Direktor amtieren

het ambt van directeur uitoefenen

2. amtieren (fungieren):

amtieren

een ambt waarnemen

amtieren

fungeren

der amtierende Ministerpräsident

de waarnemende minister-president [o. eerste minister]

ba·ˈsie·ren¹ [baˈziːrən] VB intr

basieren

gebaseerd zijn

basieren

steunen

basieren

berusten

da·ˈtie·ren¹ [daˈtiːrən] VB intr

1. datieren:

datieren

dateren

datieren

bestaan

2. datieren:

datieren

dateren

datieren

afkomstig zijn

die Vase datiert aus dem 2. Jahrhundert

de vaas stamt uit de 2e eeuw

mas·tur·ˈbie·ren [-ˈbiːrən] VB intr liter

masturbieren

masturberen