Dutch » German

Translations for „uitspelen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

uit·spe·len <speelde uit, h. uitgespeeld> [œytspelə(n)] VB trans

1. uitspelen (ten einde spelen):

uitspelen

2. uitspelen (in het spel werpen: kaarten):

uitspelen
mensen tegen elkaar uitspelen fig

3. uitspelen SPORTS (geen kans geven):

uitspelen

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski