Translations for „uitzicht“ in the Dutch » German Dictionary

uit·zicht <uitzicht|en> [œytsɪxt] N nt

1. uitzicht (datgene waar men op uitkijkt):

uitzicht

Sicht f

uitzicht

Aussicht f

uitzicht

Blick m

uitzicht

Ausblick m

iem het uitzicht belemmeren

jdm die Sicht versperren

met uitzicht op de rivier

mit Aussicht auf den Fluss

van een mooi uitzicht genieten

eine schöne Aussicht genießen

2. uitzicht (vooruitzicht):

uitzicht

Aussicht f

uitzicht geven op

Aussicht haben auf +acc

Usage examples with uitzicht

een wijd uitzicht hebben

einen weiten Blick haben

iem het uitzicht belemmeren

jdm die Sicht versperren

een ruim uitzicht hebben

einen weiten Ausblick haben

iem het uitzicht benemen

jdm die Aussicht versperren

een weids uitzicht

eine herrliche Aussicht

een prachtig uitzicht

eine herrliche Aussicht

een riant uitzicht

eine herrliche Aussicht

een onbeperkt uitzicht

eine freie Aussicht

een vrij uitzicht

eine freie Aussicht

uitzicht geven op

Aussicht haben auf +acc

een begrensd uitzicht

eine begrenzte Aussicht

met uitzicht op de rivier

mit Aussicht auf den Fluss

van een mooi uitzicht genieten

eine schöne Aussicht genießen

boven was het uitzicht fantastisch

oben war die Aussicht fantastisch

genieten van muziek/van het uitzicht

Musik/die Aussicht genießen