Translations for „Anwesende“ in the Dutch » German Dictionary

on·be·ken·de¹ <onbekende|n> [ɔmbəkɛndə] N m en f wisk.

onbekende

Unbekannte f

bank·be·dien·de <bankbediende|n, bankbediende|s> [bɑŋɡbədində] N m en f

bankbediende

Bankangestellte(r) f(m)

roe·pen·de <roepende|n> [rupəndə] N m

roepende

Rufer m

een roepende in de woestijn fig

ein Rufer in der Wüste

bar·be·dien·de <barbediende|n, barbediende|s> [bɑrbədində] N m

barbediende (man)

Barkellner m

barbediende (man)

Barmixer m

barbediende (vrouw)

Bardame f

barbediende (vrouw)

Barfrau f

in·zit·ten·de <inzittende|n> [ɪnzɪtəndə] N m

inzittende

Insasse m

stu·de·ren·de <studerende|n> [styderəndə] N m en f

studerende

Studierende(r) f(m)