Dutch » German

en mas·se [ɑ̃mɑs] ADV

in·pas·sen <paste in, h. ingepast> [ɪmpɑsə(n)] VB trans

2. inpassen (juist passend maken):

im·pas·se <impasse|s, impasse|n> [ɪmpɑsə] N f

meng·pa·neel <mengpa|nelen> [mɛŋpanel] N nt

aan·pas·sen1 <paste aan, h. aangepast> [ampɑsə(n)] VB trans

bij·pas·sen <paste bij, h. bijgepast> [bɛipɑsə(n)] VB trans

mid·den·klas·se [mɪdə(n)klɑsə] N f geen pl

1. middenklasse (prijs, grootte):

2. middenklasse soc. (middenstand):

af·pas·sen <paste af, h. afgepast> [ɑfpɑsə(n)] VB trans

1. afpassen (afmeten d.m.v. passen):

op·pas·sen <paste op, h. opgepast> [ɔpɑsə(n)] VB intr

2. oppassen (babysitten, verzorgen):

3. oppassen (acht geven):

op·pas·ser <oppasser|s> [ɔpɑsər] N m

1. oppasser (toezichthouder):

2. oppasser (verzorger van dieren):

eng·te <engte|n, engte|s> [ɛŋtə] N f

1. engte (nauwe doorgang):

Enge f

2. engte (omstandigheid, eigenschap):

Enge f

En·gel·se <Engelse|n> [ɛŋəlsə] N f

Engelse feminine form of Engelsman

See also Engelsman

En·gels·man <Engelsen> [ɛŋəlsmɑn] N m


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski