Translations for „Hegezeit“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

he·ge·mo·nie [heɣəmoni] N f geen pl

hegemonie

Hegemonie f

met·ge·zel·lin [mɛtxəzɛlɪn] N f

metgezellin feminine form of metgezel

See also metgezel

met·ge·zel <metgezel|len> [mɛtxəzɛl] N m

metgezel

Gefährte m

oer·ge·zel·lig [urɣəzɛləx] ADJ

oergezellig

urgemütlich

met·ge·zel <metgezel|len> [mɛtxəzɛl] N m

metgezel

Gefährte m

zo·ge·zegd [zoɣəzɛxt] ADV

1. zogezegd (om het zo uit te drukken):

zogezegd

sozusagen

2. zogezegd (vrijwel):

zogezegd

so gut wie

zee·ge·zicht <zeegezicht|en> [zeɣəzɪxt] N nt

1. zeegezicht (uitzicht op zee):

zeegezicht

Meeresblick m

2. zeegezicht (schilderstuk):

zeegezicht

Seestück nt

zeegezicht

Marine f spec

on·ge·zel·lig [ɔŋɣəzɛləx] ADJ

ongezellig

ungemütlich

wat ben je vanavond ongezellig

bist du heute Abend aber ungemütlich!

het is in die kamer erg koud en ongezellig

es ist in dem Zimmer sehr kalt und ungemütlich [o. unbehaglich]