Translations for „Rechtlichkeit“ in the Dutch » German Dictionary

recht·lij·nig <rechtlijnige, rechtlijniger, rechtlijnigst> [rɛxtlɛinəx] ADJ ook fig

rechtlijnig

geradlinig

rechtlijnig

linear

rechts·ach·ter <rechtsachter|s> [rɛxtsɑxtər] N m SPORTS

rechtsachter

rechte(r) Verteidiger m

recht·lij·nig·heid [rɛxtlɛɪnəxhɛɪt] N f geen pl

rechtlijnigheid

Geradlinigkeit f

recht·uit [rɛxtœyt] ADV

1. rechtuit (in een rechte lijn verder):

rechtuit

geradeaus

rechtuit lopen

geradeaus gehen

2. rechtuit (ronduit):

rechtuit

geradeheraus

rechtuit

offen

rechtuit

unumwunden

rechtuit gezegd

offen gesagt

recht·hoek <rechthoek|en> [rɛxthuk] N m

rechthoek

Rechteck nt

rech·ter·kant <rechterkant|en> [rɛxtərkɑnt] N m

rechterkant

rechte Seite f

aan de rechterkant verlamd

rechtsseitig gelähmt

rech·ter·voet <rechtervoet|en> [rɛxtərvut] N m

rechtervoet

rechte(r) Fuß m

recht·hoe·kig [rɛxthukəx] ADJ

1. rechthoekig (met een of meer rechte hoeken):

rechthoekig

rechtwink(e)lig

2. rechthoekig (met de vorm van een rechthoek):

rechthoekig

rechteckig