Translations for „Zerrissenheit“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

chris·ten·heid [krɪstənhɛit] N f geen pl

christenheid

Christenheit f

vol·was·sen·heid [vɔlwɑsənhɛit] N f geen pl

volwassenheid

Reife f

volwassenheid

Erwachsensein nt

ver·fris·sen <verfriste, h. verfrist> [vərfrɪsə(n)] VB trans

verfrissen

erfrischen

een verfrissend bad

ein erfrischendes Bad

zich verfrissen

sich erfrischen

zie·len·heil [zilə(n)hɛil] N nt geen pl

zielenheil

Seelenheil nt

ras·sen·haat [rɑsə(n)hat] N m geen pl

rassenhaat

Rassenhass m

be·dre·ven·heid <bedreven|heden> [bədrevə(n)hɛɪt] N f

bedrevenheid

Erfahrenheit f

bedrevenheid

Versiertheit f

te·vre·den·heid [təvredənhɛit] N f geen pl

tevredenheid

Zufriedenheit f

tot tevredenheid van allen

zu aller Zufriedenheit

ver·la·ten·heid [vərlatənhɛit] N f geen pl

verlatenheid

Verlassenheit f

verlatenheid (landschap ook)

Öde f

ver·le·gen·heid [vərleɣə(n)hɛit] N f geen pl

1. verlegenheid (het verlegen zijn):

verlegenheid

Verlegenheit f

verlegenheid

Schüchternheit f

2. verlegenheid (moeilijke omstandigheid):

verlegenheid

Verlegenheit f

in verlegenheid brengen/verkeren

in Verlegenheit bringen/sein

iem uit de verlegenheid helpen

jdm aus der Verlegenheit helfen