Translations for „aanhoren“ in the Dutch » German Dictionary

aan·ho·ren <hoorde aan/aanhoorde, h. aangehoord> [anhorə(n)] VB trans

aanhoren

anhören

het is hem aan te horen, dat …

man hört (es) ihm an, dass …

dat is niet om aan te horen

ich kann es nicht mehr mit anhören

ten aanhoren van alle aanwezigen

vor allen Anwesenden

Usage examples with aanhoren

een getuige ondervragen/aanhoren

einen Zeugen vernehmen/hören

ten aanhoren van alle aanwezigen

vor allen Anwesenden