Dutch » German

Translations for „aanhouden“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

aan·hou·den1 <hield aan, h. aangehouden> [anhɑudə(n)] VB trans

2. aanhouden (bij zich houden):

aanhouden
een krant aanhouden

3. aanhouden (uitstellen):

aanhouden
een agendapunt aanhouden
een rechtszaak aanhouden

4. aanhouden muz. (laten voortduren):

aanhouden
een noot aanhouden

5. aanhouden (aan het lijf houden):

aanhouden
de jas aanhouden

6. aanhouden (aan de gang houden):

aanhouden
de lamp aanhouden
een koers aanhouden

aan·hou·den2 <hield aan, h. aangehouden> [anhɑudə(n)] VB intr

2. aanhouden (voortduren):

aanhouden
dat zal nog wel even aanhouden

3. aanhouden + op:

aanhouden
zuhalten auf +acc
links aanhouden
op de kust aanhouden

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski