Dutch » German

Translations for „afbijten“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

af·bij·ten <beet af, h. afgebeten> [ɑvbɛitə(n)] VB trans

1. afbijten (met de tanden afsnijden):

afbijten
nagels afbijten
zijn woorden afbijten fig

2. afbijten (schoonbijten):

afbijten

3. afbijten (door bijten van zich afhouden):

afbijten

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski