Dutch » German

Translations for „afvallen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

af·val·len <viel af, i. afgevallen> [ɑfɑlə(n)] VB intr

2. afvallen (niet meer meetellen):

afvallen
bij een wedstrijd afvallen

3. afvallen (ontrouw worden):

afvallen
van het geloof afvallen

4. afvallen (afslanken):

afvallen

5. afvallen (overschieten):

afvallen
er zal voor jou ook nog wel iets afvallen

6. afvallen scheepv.:

afvallen
(van de wind) afvallen

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski