Translations for „automatiseerder“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

au·to·ma·ti·se·ren <automatiseerde, h. geautomatiseerd> [ɑutomatizerə(n), otomatizerə(n)] VB trans

automatiseren

automatisieren

au·to·ma·ti·se·ring [ɑutomatizerɪŋ, otomatizerɪŋ] N f geen pl

automatisering

Automatisierung f

automatisering

Automation f

au·to·ma·tis·me <automatisme|n> [ɑutomatɪsmə, otomatɪsmə] N nt

automatisme

Automatismus m

au·to·ma·tisch <automatische, automatischer, meest automatisch> [ɑutomatis, otomatis] ADJ

automatisch

automatisch

de automatische afschrijving

der Dauerauftrag

een automatische piloot

ein Autopilot

automatisch sluitend

selbstschließend

de automatische sluiter

der Selbstauslöser

het automatisch telefoonverkeer

der Selbstwählverkehr

de automatische werking van het prijsmechanisme

die Zwangsläufigkeit des Preismechanismus

au·to·ma·tiek <automatiek|en> [ɑutomatik] N nt of f

automatiek

Automatenrestaurant nt

automatiek

Automatenbüfett nt

mag·ne·ti·seer·der N m

magnetiseerder → magnetiseur

See also magnetiseur

mag·ne·ti·seur <magnetiseur|s> [mɑɣnetizør] N m

magnetiseur

Magnetiseur m