Translations for „bankwereld“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

bank·wer·ker <bankwerker|s> [bɑŋkwɛrkər] N m

bankwerker

Schlosser m

bankwerker (in de bouw)

Bauschlosser m

za·ken·we·reld N f

zakenwereld → zakenleven

See also zakenleven

za·ken·le·ven [zakə(n)levə(n)] N nt geen pl

zakenleven

Geschäftsleben nt

bank·stel <bankstel|len> [bɑŋkstɛl] N nt

bankstel

Couchgarnitur f

bankstel

Sitzgruppe f

bank·te·goed <banktegoed|en> N nt

banktegoed

Bankguthaben nt

bui·ten·we·reld [bœytə(n)werəlt] N f geen pl

1. buitenwereld (alles buiten het lichaam):

buitenwereld

Außenwelt f

buitenwereld

Umwelt f

van de buitenwereld afgesloten

von der Außenwelt abgeschnitten

2. buitenwereld (het grote publiek):

buitenwereld

Öffentlichkeit f

met het oog op de buitenwereld

mit Rücksicht auf die Öffentlichkeit

bank·be·dien·de <bankbediende|n, bankbediende|s> [bɑŋɡbədində] N m en f

bankbediende

Bankangestellte(r) f(m)

on·der·we·reld <onderwereld|en> [ɔndərwerəlt] N f

onderwereld

Unterwelt f

bank·over·val <bankoverval|len> [bɑŋkovərvɑl] N m

bankoverval

Banküberfall m