Translations for „bedeutende“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

be·dien·de <bediende|n, bediende|s> [bədində] N m en f

1. bediende (iem in ondergeschikte betrekking):

bediende

Angestellte(r) f(m)

de jongste bediende

der Lehrling

2. bediende (dienaar):

bediende

Diener m

3. bediende (beambte):

bediende

Amtsdiener m

bediende

Bedienstete(r) f(m)

be·dek·ken <bedekte, h. bedekt> [bədɛkə(n)] VB trans

1. bedekken (aan het oog onttrekken):

bedekken

bedecken

bedekken

zudecken

het hoofd bedekken

den Kopf bedecken

2. bedekken fig:

bedekken

bedecken

bedekken

verhüllen

bedekken

verschleiern

be·del·ven <bedolf, h. bedolven> [bədɛlvə(n)] VB trans

1. bedelven (geheel bedekken):

bedelven

begraben

bedelven

verschütten

bedelven

überschütten

bedelven fig

überhäufen

onder het puin bedolven

verschüttet

onder rekeningen bedolven worden

von Rechnungen überschüttet werden

2. bedelven (door delven verbergen):

bedelven

begraben

bedolven liggen

begraben sein

be·den·ken¹ <bedacht zich, h. zich bedacht> [bədɛŋkə(n)] VB wk ww zich bedenken

1. bedenken (nadenken over):

bedenken

bedenken

zonder mij te bedenken gaf ik toestemming

ohne mich zu bedenken, stimmte ich zu

2. bedenken (van gedachten veranderen):

bedenken

es sich dat anders überlegen

be·der·ven¹ <bedierf, h. bedorven> [bədɛrvə(n)] VB trans

1. bederven (verknoeien):

bederven

verderben

bederven

verpfuschen

iems plezier bederven

jdm die Suppe versalzen

zijn toekomst bederven

sich dat die Zukunft verbauen

2. bederven (verwennen):

bederven

verziehen

be·del·or·de <bedelorde|n, bedelorde|s> [bedəlɔrdə] N f

bedelorde

Bettelorden m