Translations for „bedrücktheit“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

be·druk·ken <bedrukte, h. bedrukt> [bədrʏkə(n)] VB trans

bedrukken

bedrucken

be·dre·ven·heid <bedreven|heden> [bədrevə(n)hɛɪt] N f

bedrevenheid

Erfahrenheit f

bedrevenheid

Versiertheit f

be·droefd·heid [bədrufthɛit] N f geen pl

bedroefdheid

Traurigkeit f

bedroefdheid

Betrübtheit f

bedroefdheid

Kummer m

be·drij·vig·heid [bədrɛivəxhɛit] N f geen pl

1. bedrijvigheid (het werkzaam zijn):

bedrijvigheid

Tätigkeit f

bedrijvigheid

Geschäftigkeit f

bedrijvigheid

Betriebsamkeit f

2. bedrijvigheid (drukte, levendigheid):

bedrijvigheid

Lebhaftigkeit f

bedrijvigheid

Treiben nt

be·drui·pen <bedroop, h. bedropen> [bədrœypə(n)] VB trans

bedruipen

beträufeln

bedruipen

begießen

zichzelf (kunnen) bedruipen

sein Auskommen haben

daarmee kun je je bedruipen

das ernährt seinen Mann

be·drup·pe·len <bedruppelde, h. bedruppeld> [bədrʏpələ(n)] VB trans

bedruppelen

beträufeln

be·drin·ken <bedronk zich, h. zich bedronken> [bədrɪŋkə(n)] VB wk ww

bedrinken zich bedrinken:

bedrinken

sich betrinken