Translations for „bustocht“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

kruis·tocht <kruistocht|en> [krœystɔxt] N m

1. kruistocht gesch.:

kruistocht

Kreuzzug m

kruistocht

Kreuzfahrt f

2. kruistocht (krachtige actie):

kruistocht

Kreuzzug m

3. kruistocht (cruise):

kruistocht

Kreuzfahrt f

au·to·tocht <autotocht|en> [ɑutotɔxt] N m

autotocht

Autofahrt f

berg·tocht <bergtocht|en> [bɛrəxtɔxt] N m

bergtocht

Bergtour f

bergtocht

Gebirgstour f

bergtocht (rit)

Bergfahrt f

bergtocht (wandeling)

Bergwanderung f

bergtocht (wandeling)

Gebirgswanderung f

boot·tocht <boottocht|en> [botɔxt] N m

boottocht

Bootsfahrt f

boottocht

Schiffsfahrt f

borg·tocht <borgtocht|en> [bɔrxtɔxt] N m

1. borgtocht (overeenkomst):

borgtocht

Bürgschaft f

borgtocht

Bürgschaftsvertrag m

persoonlijke borgtocht

Bürgschaft

de zakelijke borgtocht

die sachliche Bürgschaft

de zakelijke borgtocht

das Faustpfand

2. borgtocht (geldsom):

borgtocht

Bürgschaft f

borgtocht

Kaution f

borgtocht

Sicherheit f

op borgtocht vrijgelaten worden

gegen Bürgschaft [o. Kaution] freigelassen werden

dag·tocht <dagtocht|en> [dɑxtɔxt] N m

dagtocht

Tagestour f

dagtocht

Tagesausflug m

aan·tocht [antɔxt]

in aantocht zijn

im Anzug sein

uit·tocht <uittocht|en> [œytɔxt] N m

uittocht

Auszug m

fiets·tocht <fietstocht|en> [fitstɔxt] N m

fietstocht

Radtour f

fietstocht

Fahrradtour f

harts·tocht <hartstocht|en> [hɑrtstɔxt] N m

hartstocht

Leidenschaft f

hartstocht (voor zaken)

Passion f

hartstocht voor het spel

Spielleidenschaft f

hij heeft een hartstocht voor de muziek

er hat eine Passion für Musik