Translations for „contactuur“ in the Dutch » German Dictionary

con·tact·bus <contactbus|sen> [kɔntɑktbʏs] N f

contactbus

Kontaktbuchse f

contactbus

Kontakthülse f

con·junc·tuur [kɔɲjʏŋktyr] N f geen pl econ.

conjunctuur

Konjunktur f

conjunctuur

Wirtschaftslage f

hoge conjunctuur

Hochkonjunktur f

de lage conjunctuur

die Konjunkturflaute

opgaande/dalende conjunctuur

steigende/fallende Konjunktur

con·tact·man <contactman|nen> [kɔntɑktmɑn] N m

contactman

Kontaktmann m

contactman (van een reclamebureau)

Kontakter m

con·trac·tu·eel [kɔntrɑktywel] ADJ

contractueel

vertraglich

contractueel

Vertrags-

contractueel jur.

durch Vertrag

de contractuele boete

die Konventionalstrafe

contractueel gebonden

vertraglich gebunden

con·tact·doos <contact|dozen> [kɔntɑɡdos] N f

contactdoos

Steckdose f

contactdoos

Anschlussdose f

con·tact·lens <contact|lenzen> [kɔntɑktlɛns] N f

contactlens

Kontaktlinse f

con·trac·tant <contractant|en> [kɔntrɑktɑnt] N m

contractant

Vertragspartner m

contractant econ., jur.

Kontrahent m